Ik heb het grootste deel van mijn jeugd doorgebracht in Den Haag en reed toen al eens met een tante mee die toen ook een Traction Avant had. Ik was helemaal weg van het model en toen ik in 1977 mijn rijbewijs had gehaald (ik woonde toen al weer een paar jaar in Drachten) ploos ik meteen de Telegraaf uit op zoek naar een Traction. Ik had er eindelijk een gevonden in Heerde en ging meteen op weg om de auto te bekijken. Voor 5000 gulden was ik eigenaar geworden van deze mooie Belg uit 1953 (27-HL-60) en genoot echt van het rijden. Hij werd toen gebruikt als dagelijkse auto en stond in weer en wind buiten totdat ik een garagebox had geregeld. Op een gegeven moment werd ik op een paar slechte plekken gewezen en besloot de auto van de hand te doen.
Een jaar of 3 later kruiste wederom een Traction mijn pad en ik was meteen weer verkocht. Deze stond bij een garagebedrijf in Donkerbroek (Frl) en al snel reed ik weer in een Franse dame uit 1948 (80-GA-76) over de wegen. Echter had deze auto een motorisch probleem: hij had behoorlijk last van carterdruk, wat door de verzekeringsmaatschappij als te verrichten reparatie werd geëist. Nu had ik als 14-jarige ook al brommers uit elkaar gehaald en weer goed rijdend op de weg gezet, dus zou ik de motor zelf wel even reviseren. De Trax werd in de tuin geparkeerd en de motor werd uit elkaar gehaald tot je dwars door het blok heen de tuin kon zien. Met behulp van wat tips uit Oostermeer en onderdelen van Erik Eikelenboom werd de motor weer opgebouwd. Uiteindelijk liep hij weer te spinnen als een naaimachientje en ik ging naar de Citroën garage in Drachten om de kleppen te laten stellen adhv de gegevens in het onderdelenboek. Had ik dat maar niet gedaan want een paar weken later toen ik een wat langere rit ging maken sloeg het noodlot toe: er vloog een klep door de zuiger en alle werk was teniet gedaan. Ik baalde natuurlijk als een stekker en de auto ging in de box. Niet lang daarna liep mijn huwelijk ook op de klippen. Na de definitieve scheiding werd de Trax door mijn ex opgehaald.
Jaren lang bleef ik in “gewone” auto’s rijden, maar sinds 2001 ben ik weer behept met een niet uit te roeien oldtimer-virus. Dat kwam omdat ik als gevolg van een grote gifbrand in het jaar daarvoor astmatische klachten had gekregen. Het begon met een Bedford crewbus uit 1967 en langzaamaan kwamen daar andere oldies bij:
een Trabant uit 1967 welke na 8 jaar plaats maakte voor een 64-er Trabant,
een Volvo PV544 katterug uit 1962
een Framo uit 1956 (momenteel in restauratie),
2 HMW bromfietsen en een Simplex kruisframe tandem met Berini eitje uit 1950.
Maar ik bleef hunkeren naar mijn eerste liefde. Maar die prijzen van tegenwoordig vormden een behoorlijk obstakel, vooral omdat ik door die eerder genoemde brand mijn werk in de bouw was kwijtgeraakt en na lang sappelen weer werk had gevonden als taxi-chauffeur. Alleen het loon van een taxichauffeur is een stuk lager als dat van een ervaren leidinggevende elektromonteur. Maar na 11 jaar knokken hadden we een schadevergoeding gekregen van de verzekeringsmaatschappij van het afvalverwerkend bedrijf. Een deel daarvan had ik bedacht voor mijn droomwens, weer een Trax te kunnen hebben!
We hadden er 1 gevonden in Groningen: een 11BL uit 1956 (81-MA-84) en vanaf december 2011 staat deze bij ons in de loods. Was rijklaar, maar had in 10 jaar tijd maar 600 kilometer gereden. Dit had tot gevolg dat een hoop chroomwerk verweerd was en de motor liep ook niet zo lekker als hij warm was. Maar na vanalles geprobeerd te hebben, bleek dat laatste slechts een kwestie van vastzetten van de ontstekingsplaat en tot op heden heeft de dame geen misse slag meer gedaan en het chroomwerk begint ook al weer op te knappen.
Mijn vrouw Geertje is door mij besmet met het virus en samen hopen we nog vele jaren te mogen genieten van al die oldtimers en vooral van de Trax. Ik blijf het een machtig mooi gezicht vinden, die lange snuit voor je op de weg.